Tegen het einde van Mei 1940 beschikte de Duitse Kriegsmarine over een achttal stukken spoorweggeschut van het type Krupp K5 Leopold.
Twee vuurmonden van de 702de Eisenbahnbatterie behorende tot het 240ste Marine Kustbataljon waren nabij Wimmereux gestationeerd.
Elk kanon bestond uit twee treinstellen, het wapen zelf met twee wagons munitie, een wagon luchtdoelgeschut met twee munitiewagons, drie wagons voor de manschappen, een wagon als magazijn, een keukenwagon en nog een platte wagon met een schuilplaats tegen de luchtdruk.
Het tweede stel bestond uit drie munitiewagons, een wagon luchtafweer met zijn munitiewagon, een personenwagon, twee wagons materiaal voor de K5 en een voor de uitrusting, een wagon met schuilplaats en negen wagons voor de diverse voertuigen van de batterij.
De stukbemanning bestond uit 41 man, verder reisden nog een aantal manschappen mee ter bescherming van de batterij.
De munitie bestond uit verschillende soorten granaten, de Granate 35 (Ei) diende om het stuk in te schieten en liet bij inslag een grote rookwolk die tot twee minuten kon blijven hangen achter.
De Granate 35 die 225 kilo woog kon al naar gelang de aandrijflading een bereik van 62 kilometer hebben.
Als aandrijflading werd een huls gebruikt met twee kardoezen voor de kleine en drie kardoezen voor de grote lading.
Een derde granaat om te oefenen, de Granate 35 (Üb) vervolledigd dit trio.
En dan was er nog een speciale, de 28 cm Raketengranate 4331, door middel van een ingebouwde aandrijflading, die 19 seconden na het afvuren onstak, had deze granaat van 247 kilo een bereik van 86,5 kilometer.
Met deze granaat kon van aan de Franse kust het halve graafschap Kent in Engeland onder vuur genomen worden.
De treinen werden natuurlijk niet aan waarneming blootgesteld en zo veel mogelijk in spoorwegtunnels verborgen gehouden, verder werd ook gebruik gemaakt van tunnels in steengroeven.
Ter bescherming van de kanonnen zelf werden bunkers gebouwd die vanwege hun speciale vorm van het dak de naam Dombunker kregen, deze constructie was bedoeld om bommen af te laten ketsen en ziet er uit als het dak van een grote domkerk.
Van uit die opstellingsplaatsen vertrokken de treinen dan naar de schootsopstelling, deze kon bestaan uit een draaischijf wat dan een 360 graden schootsveld opleverde maar meestal werd gebruik gemaakt van een bocht in de spoorweg.


























